Innovatie is cruciaal in transities. Deze innovatieprocessen verlopen allemaal anders. Het komt erop neer dat de huidige systemen voor het stimuleren van innovaties niet goed aansluiten bij het overdragen van wetenschappelijke kennis naar de praktijk. Juist dat laatste is essentieel voor het succes van innovatieprocessen. Om dit te begrijpen moeten we inzien hoe Nederland innovaties stimuleert. We leggen het kort even uit.

In de regel brengt maatschappelijke druk innovatieprocessen op gang. De maatschappij wil bijvoorbeeld dat we onze leefomgeving duurzamer inrichten. Via verkiezingen wordt een regering geïnstalleerd die beleid ontwikkelt om innovaties te ondersteunen. In Nederland gaat dat nu alweer behoorlijk wat jaren via het Topsectoren beleid: een publiek-private samenwerking (PPS) tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven. De regering spreekt de ambities uit die zij met haar Topsectorenbeleid wil bereiken. Daarvoor stellen ze een bepaalde hoeveelheid geld beschikbaar.

De missie staat dus vast in het Topsectorenbeleid, maar de weg ernaartoe niet. Het bedrijfsleven wordt daarom betrokken bij het vormgeven van de uitvoeringsagenda. In de praktijk worden bedrijven en brancheorganisaties via diverse regelingen uitgedaagd om met plannen te komen die ze op basis van cofinanciering kunnen uitvoeren. Het geld wordt verdeeld over de beste ideeën. Praktijk is dat alleen bedrijven met voldoende geld aansluiten op deze programma’s en investeren met wetenschappelijke vraagstukken die ze zelf belangrijk vinden. Dit is echter geen garantie dat daarmee ook de wetenschappelijke vragen onderzocht worden die nodig zijn voor de transitie naar een duurzamere samenleving.

Bij de lagere overheden, provincies en regio’s, ligt de focus bij innovatieprocessen anders. Zij richten zich vooral op verbinden en aanjagen van innovaties. Zij stellen daarvoor diverse middelen beschikbaar. De uitdagingen die er liggen op provinciaal- of regionaal niveau vragen echter om meer dan verbinden en aanjagen van innovatie. Hier zou juist de vertaalslag van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk plaats moeten vinden. Dit is de doorstroom naar latere TRL-fases van innovaties. Maar de regelingen waarover lagere overheden beschikken voorzien daar niet of nauwelijks in. Het vloeibaar maken van wetenschappelijke kennis valt zo eigenlijk tussen wal en schip.

Binnen Bio-grondstoffen, biobased innovaties en biomassa is er al veel wetenschappelijke (technische) kennis ontwikkeld. Het ontbreekt echter aan structuren die helpen deze kennis vloeibaar te maken. De uitdaging is om kennis om te zetten naar impact. Dat vraagt om een integrale aanpak. Niet alleen ondernemers faciliteren, maar juist ook gezamenlijk (toegepaste) kennis opbouwen. Door leerervaringen vast te leggen en te delen. De praktijk van alle dag is immers weerbarstiger dan men zou willen.

Daarnaast zit de kracht in het combineren van onderzoeken en kennis van anderen. Niet alleen binnen één keten, maar vooral door cross sectoraal actief te zijn. De huidige systematiek van het stimuleren van innovaties zou daar meer oog voor moeten hebben. Voor de transitie naar duurzaamheid is herziening van het huidige systeem nodig.