‘’Je hebt massa nodig om de kassa te doen rinkelen.’’
Dat is een welbekend mantra. Daar wringt direct de schoen als het gaat om biobased innovaties. Deze biobased producten moeten immers concurreren tegen de huidige fossiele producten op een speelveld dat oneerlijk en ongelijk is. De biobased producten zijn daardoor in de regel duurder. Dat perkt hun marktomvang erg in. Het gesprek gaat dan over ‘economy of scale’ effecten. Een belangrijke manier om de kostprijs te drukken is in massa te produceren. Dat klinkt mooi en is ook waar. Het past alleen heel slecht bij een biobased economie die in de kinderschoenen staat. We zullen het uitleggen.
Biogrondstoffen zijn dan wel hernieuwbaar, maar dat wil niet zeggen dat deze continue toegankelijk zijn voor gebruik. Biogrondstoffen moeten daarvoor eerst beschikbaar en gemobiliseerd worden. In een land als Nederland komen biogrondstoffen, zeker wanneer het gaat om reststromen, versnipperd vrij. Homogene reststromen zijn daardoor vaak te klein van omvang, komen op diverse locaties vrij, in wisselende hoeveelheden en zijn seizoensgebonden. Bovendien kennen biogrondstoffen van nature een wisselende kwaliteit en zijn gevoelig voor bederf. Dat vraagt een heel logistiek proces van transport, opslag, bewerken en zo verder. Een complexe opgave waar weer een prijskaartje aan hangt. De massa die nodig is om het verdienmodel rond te krijgen, maakt het tegelijkertijd bijzonder complex.
Daarom is het ontzettend moeilijk om de business case rond te krijgen wanneer het ‘sourcen’ van de grondstof nog wankel is. De ‘fabriek’ moet immers wel kunnen draaien om de investering terug te verdienen. Daarvoor is een constante stroom aan grondstoffen nodig. Is die er niet, dan is het moeilijk om investeerders mee te krijgen. Daarom pleiten we voor het telen van biogrondstoffen.